Weekboek - 21
-
onsterfelijk
-
Mijn hand rust op een vergeelde bladzijde van het boek ‘De Aanslag’.Ik had deze klassieker nog nooit gelezen, maar nu ligt het bij ons thuis vanwege de leesopdracht van GroteZoon. Buiten in de tuin is het frisjes, maar de uitnodigende stoel, wachtend tegen de muur in het moedige herfstzonnetje, verleidde mij tot een uurtje leesplezier.
Ik pauzeer even bij het einde van een hoofdstuk en laat mijn gedachten ontsnappen uit die beklemmende gebeurtenissen van de laatste oorlogsdagen. Ik staar naar mijn hand op het papier. Niets verhullend zonlicht vergroot elk rimpeltje uit tot een diepe kloof. Verouderen gebeurt meestal onopgemerkt, tot op ogenblikken als deze. Een vergelijking met de kasseistroken die ik een paar dagen geleden trotseerde op mijn stalen (euh… carbon) ros, hobbelt mijn gedachten binnen.
Ondertussen vermengen de letters rondom mijn vingers zich met 'de doorzonde schaduw onder de bomen' (deze heb ik van Mulisch!) tot een mengsel, dat op één of andere manier mijn diepere bewustzijn prikkelt. Deze hand: een stukje van het ‘huis’ waarin ik woon. Ooit zal dit tot stof vergaan. De oppervlakkige werkelijkheid van de huid van mijn hand lijkt niet meer dan een vlies dat een andere werkelijkheid omhult: een wereld vervuld met beelden, dromen en overvol van gedachten. En daartussenin ‘zweeft’ een bewust Zijn. Ik probeer even die sluier weg te trekken die over het raadsel van het leven ligt. Zoals zo vaak blijkt dat ook deze keer niet te lukken. Eén van onze poezen komt nieuwsgierig aan het boek snuffelen en verbreekt zo mijn gemijmer. De afgelopen minuten van bespiegelend peinzen, verdwijnen in de tijd, terwijl de late herfstzon nog steeds pagina vierentachtig overspoeld met haar gloed.
Nu ik opnieuw opga in het verhaal dat in mijn handen ligt, realiseer ik me dat sommige overpeinzingen van de geest niet vergaan. De onderhuidse gedachtenwereld van schrijvers komt bijvoorbeeld via zonverlichte, bedrukte bladzijden weer tot leven. De scheppingen van de geest zijn beter bestand tegen de tijd dan de hand die hen neerschrijft. En misschien staat de geest zelf, los van de tijd.
-